Zand en Duinen

Het Noorden van Limburg staat bekend om zijn zandlandschappen met duinen, naaldbossen en heide. Op de zandvlakten en open duinen zoals de Lommelse Sahara en In den Brand in Hechtel-Eksel weet een select gezelschap van planten en dieren zich te handhaven. Veel van deze soorten zijn typisch voor zandgronden en zijn soms zelfs voor hun voortbestaan afhankelijk van het zand.

 Voorlopers van de begroeiing van losse zandheuvels zijn mossen, korstmoss en en grassen. Een van de mooiste soorten is het zandhaarmos, dat opvalt dankzij zijn fijne, rode streepjes. Mossen zijn echte plantjes, terwijl korstmossen tot de familie van de paddenstoelen behoren. Korstmossen halen hun voedingsstoffen uit het stof in de lucht. Daardoor zijn ze zeer gevoelig voor luchtverontreiniging en vormen een goede indicatie van de luchtkwaliteit.

Het duinengebied In den Brand dankt haar naam aan de houtkap. De mensen van Hechtel-Eksel kwamen hier vroeger hun brandhout halen. De hoge landduinen die het landschap bepalen, zijn zeldzaam binnen Vlaanderen en zelfs op Europees niveau.
De Sahara is een uniek gebied in België. De woestijngronden ontstonden na de verontreiniging door een zinkfabriek. Deze werd in 1974 afgebroken, maar liet cadmium en arseen achter in de bodem. De stad Lommel nam maatregelen om een deel van het gebied te beschermen als natuurgebied. Sindsdien herstelt de natuur zich langzaamaan. De grote waterplassen die hier de aandacht trekken, zijn een overblijfsel van zandontginningen in de jaren 1950.
Deze ingrijpende menselijke invloed neemt niet weg dat het gebied een belangrijke natuurlijke rol vervult. Het zand is de thuis geworden van talloze planten en dieren zoals vlinders, graafwespen en bijen. Voor hen is het laatste stuivende zand van onschatbare waarde. Op en rond de vennen wonen flink wat watervogels. In de zomer is het een broedplaats voor de fuut en andere vogels. ’s Winters bivakkeren hier tafeleenden, kuifeenden, dodaars, wintertalingen, knobbelzwanen en nonnetjes. Bovendien zit er al heel wat vis in de plassen en heeft ook de oeverbegroeiing zich goed ontwikkeld.

Een andere bijzondere bewoner van het Boslandse zand is de rugstreeppad. Het dier is volledig aangepast aan het leven in het zand. Dankzij zijn pukkelige, wrattige huid houdt hij veel vocht vast. De larven ontwikkelen zich extra snel om niet uit te drogen. Waar de meeste padden traag kruipen, haalt de rugstreeppad een aanzienlijke snelheid, wat van pas komt wanneer hij ’s nachts op insecten jaagt.