Nep-rupsen houden vogels en insecten voor de gek in het Pijnven

28/06/2022

Voor haar masterthesis in ´Sustainable development´ plaatste student Madelein Victor samen met haar promotor Prof. Bart Muys (KULeuven) en boswachter Eddy Ulenaers op 52 bomen in Bosland telkens een 12-tal felgroene nep-rupsen uit plasticine.
Dit veldwerk is een eerste stap in haar onderzoek om verschillen in ecosysteemrespons te bepalen tussen een monocultuur bos bestaande uit dennenbomen en een dennenbomenbos met een loofhoutbosrand.

Monocultuur versus gemengde bossen
Van gemengde bossen is geweten dat ze beter zijn voor de productiviteit, een stabiele opbrengst en weerstand tegen plagen. Vanuit praktisch standpunt wordt echter vaak nog gekozen voor mono-cultuurbossen, vanwege het gemak om het te oogsten alsook de homogeniteit van het hout.
Een mogelijk alternatief is om een rand met andere boomsoorten aan te leggen rond een monocultuurbos. Om dit te onderzoeken heb je echter een volwassen bos nodig met een bosrand van andere boomsoorten. Dit komt niet zo vaak voor. Maar in Bosland -meer bepaald in het Pijnven- is dit wel te vinden. De meeste monocultuur pijnboom percelen hebben een zogenaamde brandgordel, dit is een rand van loofbomen rond de percelen. Ideaal dus om dit onderzoek op te zetten.

Onderzoek KU Leuven
Samen met de boswachter werd een 20-tal monocultuur bosbestanden van Corsicaanse den geselecteerd, waarvan 8 zonder 12 met een loofboombrandgordel. Voor de rest werden de karakteristieken (bodem en beheer) zoveel mogelijk constant gehouden.
Op de percelen met een loofboombrandsingel werd een drietal bomen geselecteerd: één in de loofboomrand, één aan de buitenrand van de pijnboomaanplant en één in het centrum op voldoende afstand van de loofboomsingel.  Op de percelen zonder loofboomsingel werden er logischerwijze maar twee bomen gekozen: één aan de rand van het perceel en één in het centrum. Alle bomen werden voorzien van een 12 tal plasticine rupsen.
Deze rupsen dienen om de predatie van insecten door vogels of geleedpotigen te kunnen bepalen. Dit wordt gemeten door het aantal en vorm van de bijtmarkeringen op de rupsen, nadat ze 1 maand in het bos gehangen hebben. Deze  methode werd o.m. wereldwijd gebruikt om predatie per breedtegraad te kwantificeren tussen de evenaar en de polen en er werd een protocol uitgewerkt om de rupsen te maken en te plaatsen.
Voor het nep-rupsen onderzoek van de KU Leuven is de  veronderstelling dat er meer sporen van predatie gevonden gaan worden in de percelen met een loofboomrand, omdat die loofboomgordels meer nestmogelijkheden en voedselbronnen bieden aan de predatoren. 
In een volgende fase van  het project (in de zomerperiode) zal de tweede van de complementaire ecosysteemreacties worden gemeten. De dichtheid en diversiteit van insectengemeenschappen zal worden geëvalueerd met behulp van passieve vallen. Hier is de hypothese dat de plots zonder loofboomrand een hoger voorkomen van schadelijke soorten zullen hebben, terwijl de andere over het algemeen een hogere diversiteit aan boom-gerelateerde insecten zal hebben.